Wet 'Kind, draagmoederschap en afstamming' en ontwikkelingen rechtspraak: adoptie na draagmoederschap in geval van mogelijk gebruik anonieme eiceldonor toegewezen

17-08-2023

In onze Legal Updates 'Hoogtechnisch draagmoederschap' en 'Hoge Raad ziet af van beantwoording prejudiciële vragen over hoogtechnologisch draagmoederschap wegens (concept)wetsvoorstel' informeerden wij u al over het gebrek aan wettelijke regelingen in Nederland over het juridisch ouderschap na draagmoederschap. Al in 2016 heeft de Staatscommissie Herijking Ouderschap geadviseerd hier een wettelijke regeling voor in te richten. Vervolgens is op 24 april 2020 een conceptwetsvoorstel 'Wet kind, draagmoederschap en afstamming' ter internetconsultatie voorgelegd. Recent, op 30 juni 2023, heeft de ministerraad ingestemd met het conceptwetsvoorstel. Het voorstel moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld.

Het wetsvoorstel heeft onder andere tot doel de toekenning van het ouderschap na draagmoederschap binnen Nederland te regelen, maar schrijft ook regels voor over de erkenning van ouderschap na een buitenlands draagmoederschapstraject. Een van de uitgangspunten in het wetsvoorstel is dat een in het buitenland afgegeven geboorteakte in Nederland kan worden erkend als wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat het kind genetisch verwant is aan ten minste een van de wensouders. Daarnaast moeten de gegevens over de afstamming van het kind beschikbaar zijn. Dat wil zeggen dat gebruik moet worden gemaakt van bekende ei- en/of zaadceldonoren. Deze voorwaarden werden ook aanbevolen in het rapport van de Staatscommissie.

Omdat er geen wettelijke regelingen zijn die het juridisch ouderschap na draagmoederschap regelen, moeten wensouders nu nog een procedure bij de rechtbank doorlopen om het juridisch ouderschap vast te laten stellen. Eén van de mogelijkheden om het juridisch ouderschap vast te stellen, is adoptie van het kind door (één van) de wensouders. Bij de beoordeling van verzoeken van wensouders om het juridisch ouderschap vast te stellen, hebben rechters in de afgelopen jaren veelal aansluiting gezocht bij de aanbevelingen in het rapport van de Staatscommissie om te beoordelen of het gevolgde draagmoederschapstraject zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Rechters hechten veel waarde aan de achterhaalbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het kind en het gebruik van bekende ei- en/of zaadceldonoren. Er zijn meerdere uitspraken bekend waarin vaststelling van het ouderschap na draagmoederschap in geval van gebruik van anonieme donoren door rechters is geweigerd. In die uitspraken werd veelal geconcludeerd dat het draagmoederschapstraject niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden omdat sprake is van strijd met het recht van het kind om te weten van wie het afstamt (artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind), zo ook in de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:7216). Er zijn slechts een paar uitspraken bekend waarin het verzoek om adoptie na gebruik van een anonieme donor toch werd toegewezen, zoals de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 november 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:12537).

Ook in onze praktijk hebben wij onlangs ervaren dat rechters in geval van gebruik van een anonieme eiceldonor in bepaalde omstandigheden toch een groter gewicht toekennen aan het belang van het kind bij het hebben van een juridische status ten opzichte van de wensouders dan het recht van het kind om te weten van wie het afstamt. In de uitspraak van 26 juli 2023 van gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:1399) wees het gerechtshof om die reden het adoptieverzoek toe. In deze zaak was sprake van een draagmoederschapstraject in Oekraïne waarbij in het ivf-traject gebruik is gemaakt van een zaadcel van de wensvader en van zowel eicellen van de wensmoeder als van een anonieme eiceldonor. Ten tijde van de procedure bij het gerechtshof is niet vast te stellen welke eicel uiteindelijk is bevrucht. Onder verwijzing naar rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens overweegt het gerechtshof dat het kind een groot belang heeft bij de juridische erkenning van de feitelijke ouder-kind relatie, ook als een van de ouders niet biologisch verwant is aan het kind. De absolute onmogelijkheid om erkenning van de relatie tussen een kind dat door middel van draagmoederschap in het buitenland is geboren en de wensmoeder te verkrijgen, is daarmee onverenigbaar, volgens het gerechtshof.

Een interessante uitspraak, met oog op eerdere rechtspraak en de aanbevelingen in het rapport van de Staatscommissie en de voorwaarden in het wetsvoorstel.

Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen rondom het wetsvoorstel.

Dit is een Legal Update van Sharon Verhoef.

Download als pdf