Wetten om faillissementsfraude terug te dringen blijken niet effectief

20-09-2023

Het bestrijden van faillissementsfraude is al jaren een belangrijk thema op de politieke agenda. In 2016 en 2017 zijn er nieuwe wetten in werking getreden voor het versterken van het strafrechtelijk en civielrechtelijk instrumentarium om onregelmatigheden rondom faillissementen aan te pakken. Maar uit recent onderzoek blijkt dat deze wetten minder doeltreffend zijn dan gehoopt.

Faillissementsfraude

Faillissementsfraude is een verzamelnaam voor onrechtmatig gedrag voor of tijdens een faillissement. Hieronder valt bijvoorbeeld het wegsluizen van geld of ander vermogen, het niet voeren van een administratie en het achterhouden van informatie die de curator nodig heeft. Door dit gedrag worden de schuldeisers benadeeld en wordt de afwikkeling van een faillissement bemoeilijkt. Een curator heeft meerdere mogelijkheden om de negatieve gevolgen van frauduleuze handelingen terug te draaien of af te wenden. Een belangrijk doel hiervan is dat de boedel wordt hersteld en het verdwenen vermogen wordt teruggehaald ten behoeve van de benadeelde schuldeisers. Maar daarnaast is het plegen van faillissementsfraude strafbaar. Daarom hebben curatoren ook de taak om de rechter-commissaris te informeren over gesignaleerde fraude en zo nodig een melding te doen bij de politie en FIOD.

Bevindingen onderzoek

Regioplan heeft in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek uitgevoerd naar de doeltreffendheid van de Wet versterking positie curator en de Wet civielrechtelijk bestuursverbod. Uit dit onderzoek volgt dat de eerstgenoemde wet geen aanwijsbare effecten heeft, met als belangrijkste oorzaken het ontbreken van financiering van de fraudetaak van de curator en een gebrek aan vertrouwen in de opvolging van meldingen. Het aantal fraudemeldingen in relatie tot het aantal faillissementen vertoont wel een stijgende trend, maar dit leidt niet tot een hogere pakkans door het gebrek aan prioriteit en capaciteit bij de politie en FIOD. De tweede geëvalueerde wet, de Wet civielrechtelijk bestuursverbod, is in de afgelopen jaren wel toegepast maar minder dan verwacht.

Precieze cijfers zijn niet bekend omdat het beoogde register bij de Kamer van Koophandel waarin de namen van personen met een bestuursverbod worden opgenomen, nog steeds niet is gerealiseerd. Uit de door de rechtspraak gepubliceerde zaken blijkt dat curatoren het bestuursverbod doorgaans als nevenvordering vragen bij een bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure en dus niet in losse zaken. Het ontbreken van structurele financiering is volgens het rapport het belangrijkste knelpunt voor uitvoering.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Hoewel de wetten blijkbaar niet (of te weinig) voldoen aan de beoogde doelen, betekent dit niet dat de opsporing en handhaving van faillissementsfraude faalt en fraudeurs vrij spel hebben. De fraudesignalerende taak van de curator is juist ingeburgerd en de uitvoering hiervan is een standaard onderdeel van ieder faillissement geworden. De taakuitoefening van een curator gaat verder dan het verkopen van al het vermogen in de boedel. Om het instrumentarium meer effectief te laten zijn, moet volgens de onderzoekers onder meer nagedacht worden over verbeteringen op het gebied van financiering van de curator, de opvolging van meldingen door de bevoegde instanties en de afstemming tussen ketenpartners. Het is nu aan de politiek om deze handschoen op te pakken.

Wilt u meer informatie over fraude in brede zin? Kijk dan op onze themapagina over fraude of neem contact op met één van onze specialisten.

Dit is een Legal Update van Margreet Eveleens-van der Zwaag

Download als pdf

 

Specialist(en)