Het UBO-register: Het register van sommige uiteindelijk belanghebbenden en anderen, deel 2

06-12-2022

In Onderneming en Financiering (O&F) 2022 aflevering 4, schreven Martijn van Steensel en Corinne Kuipers het artikel 'Het UBO-register: Het register van sommige uiteindelijk belanghebbenden en anderen (deel 2)'.

In het vorige nummer van Onderneming en Financiering (O&F, 2022, aflevering 3) verscheen het eerste deel van de bijdrage van Martijn en Corinne over het UBO-register. In dat eerste deel hebben zij uitgebreid het richtsnoer voor de vaststelling van UBO’s van kapitaalvennootschappen (niet zijnde beursgenoteerde vennootschappen of 100%-dochtermaatschappijen daarvan) besproken. Ook kwamen de pseudo-UBO, de uitzondering op de registratieplicht voor (100%-dochtermaatschappijen van) bepaalde beursgenoteerde kapitaalvennootschappen en de indirecte UBO aan bod. De focus daarbij lag op de regels die voor meerderlei uitleg vatbaar zijn en de zaken waar de praktijk mee worstelt. Aan de hand van verschillende voorbeelden illustreerden Martijn en Corinne dat het UBO-begrip niet uniform wordt toegepast. De minister heeft dit inmiddels ook met zoveel woorden erkend:

Voor wat betreft de UBO-definitie geldt dat deze wettelijk is vastgesteld. Deze is voor zowel het cliëntenonderzoek als het UBO-register hetzelfde. Tegelijkertijd zijn er indicaties dat niet in alle gevallen de UBO-definitie hetzelfde wordt toegepast. In dat kader is relevant dat meldingsplichtige instellingen verplicht zijn discrepanties tussen het eigen cliëntenonderzoek en het UBO-register te melden bij de KVK. Indien ontvankelijk wordt de discrepantie dan nader onderzocht door de KVK en zo nodig Bureau Economische Handhaving (BEH). Dit mechanisme draagt zowel bij aan de kwaliteit van het UBO-register als aan verdere harmonisatie van toepassing van het UBO-begrip.’

In dit artikel vervolgen Martijn en Corinne hun bijdrage met een bespreking van het richtsnoer voor overige rechtspersonen, waaronder stichtingen, en dat voor personenvennootschappen. Ook nu richten zij zich op de elementen daarvan die niet voor zich spreken. In deel 1 van de bijdrage noemden zij al de uitloopperiode die is ingesteld in verband met de achterstand die de Kamer van Koophandel (KvK) heeft in de verwerking van UBO-opgaven in het UBO-register. Die bespreken Martijn en Corinne in dit deel 2 wat uitgebreider. Zij sluiten af met een bespreking van hun (notariële) ervaringen met het verrichten van UBO-opgaven en wijzigen van UBO-registraties.

Deel 2 van dit tweeluik is te lezen via Boom juridisch tijdschriften (BJu).

Specialist(en)